Uit Moordzaken
Naam slachtoffer | Sjoerd Rutten |
Leeftijd | 17 jaar |
Datum | 12 november 2007 |
Moordplaats | Lottum |
Status | Opgelost |
Soort misdrijf | Doodslag |
Straf | 4 jaar |
Sjoerd Rutten
De 25-jarige Roel K. heeft op 12 november 2007 met een aantal vrienden de paardenmarkt in Lottum bezocht. In de loop van de dag waren er al schermutselingen waarbij personen die bij de groep van Roel behoorden betrokken waren.
Tegen de avond werd door die groep het plan opgevat om weer naar huis te gaan. Roel en een aantal van zijn vrienden hebben vervolgens op de Markt te Lottum bij de pomp gewacht op vervoer. Toen zij daar stonden, is een groep jongens uit Lottum de Markt op komen lopen.
Volgens Roel zijn toen enkele jongens uit die groep op hem afgekomen. Hij is toen weggerend om in een cafetaria aan de Markt te schuilen. Roel pakt vervolgens een houten bank op en slaat de 17-jarige Sjoerd Rutten met deze bank. Hij overlijdt aan zijn verwondingen.
Verdachte
Roel houdt tot op de dag van vandaag vol dat het niet zijn bedoeling was iemand te raken met de bank, maar met de bank zwaaide om zijn "belagers" van zich af te houden. Zowel zijn eigen vrienden als de vrienden van Sjoerd spreken dit echter tegen; Roel zou wel degelijk met opzet hebben geslagen.
Uitspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 6 mei 2009
Verdachte heeft verklaard dat hij is weggerend omdat hij de indruk had dat men hem wilde aanvallen, dat hij gevolgd werd en dat hij een cafetaria in wilde vluchten. Verdachte is op enig moment gestopt en heeft met een bankje dat bij de cafetaria stond een zwaaiende beweging gemaakt en het slachtoffer met dat bankje geslagen.
Uitgaande van de verklaring van verdachte dat volgens hem de afstand met de achtervolgers nog zo’n vijf meter bedroeg en uit zijn verklaring niet blijkt dat die afstand tijdens de achtervolging kleiner was geworden, bezien in het licht van de omstandigheid dat verdachte kennelijk voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om een houten bankje, dat bij de cafetaria stond, op te pakken en daarmee een zwaaiende beweging te maken en te slaan, is het hof van oordeel dat voor verdachte voldoende gelegenheid heeft bestaan zich te onttrekken aan de door hem als bedreigend ervaren situatie. Verdachte had van die gelegenheid gebruik kunnen en ook moeten maken.
Gelet hierop was naar het oordeel van het hof het handelen van verdachte niet geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn, verdachtes, lijf. Het hof verwerpt dan ook het beroep op noodweer.
Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat verdachte onvoldoende gelegenheid heeft gehad zich te onttrekken aan een door hem als bedreigend ervaren situatie.
Nu, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, dient ook het beroep op noodweerexces te worden verworpen.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.