Uit Moordzaken
Naam slachtoffer | Jan van Lierop |
Leeftijd | 52 jaar |
Datum | 15 mei 2007 |
Moordplaats | Oploo |
Status | Opgelost |
Soort misdrijf | Moord |
Straf | 15 jaar |
Jan van Lierop
Op woensdag 16 mei 2007 om 01.27 uur meldt Wilbert P. telefonisch bij de brandweer dat hij en Lieke van L., zijn toenmalige vriendin, bij de woning aan de Striep te Oploo zijn, dat er brand in die woning is en dat de vader van Lieke nog in die woning aanwezig is.
De brandweer vindt het zwaar verkoolde lichaam van de 52-jarige Jan van Lierop. Sectie op het lichaam wijst uit dat Jan al voor de brand is overleden door verwurging.
Verdachte
Wilbert P. en Lieke van L. worden aangehouden. Aanvankelijk ontkennen zij elke betrokkenheid bij de dood van Jan.
Uitspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18 december 2009
Het hof neemt de navolgende strafverzwarende omstandigheden in aanmerking. • Verdachte heeft haar vader in diens eigen woning, waar hij zich bij uitstek veilig behoort te kunnen voelen, tezamen en in vereniging met een ander vermoord. • Het slachtoffer werd door de medeverdachte onverhoeds van achteren benaderd en verkeerde op het moment van de moord bovendien in vergaande staat van dronkenschap, waardoor hij niet in staat was zich te verdedigen tegen verdachte en haar medeverdachte. • Waar op grond van de jurisprudentie reeds van voorbedachte raad sprake kan zijn indien voor een verdachte gedurende een korte tijd de gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven (het tegenovergestelde van handelen vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling), heeft er in de onderhavige zaak daadwerkelijk “kalm beraad en rustig overleg” plaatsgevonden aan de keukentafel, waar het plan om het slachtoffer om het leven te brengen door verdachte en haar medeverdachte werd besproken. De uitvoering van de moord na deze daadwerkelijke overlegsituatie tussen de verdachte en de medeverdachte getuigt van een hoge mate van kilheid en koelbloedigheid. • Nadat verdachte en haar medeverdachte het slachtoffer in koelen bloede hadden vermoord, hebben zij niet geschroomd om de slaapkamer van het slachtoffer en het zich daarin bevindende stoffelijk overschot in brand te steken. Niet alleen zijn dit twee afzonderlijke strafbare feiten – reeds daarom vormen zij grond voor strafverhoging – maar verdachte en de medeverdachte hebben daarmee ook blijk gegeven van de wens en het vermogen om een geraffineerd alibi te ensceneren teneinde de moord te verhullen. Zij hebben in en om de woning diverse rationele handelingen verricht om de dood van het slachtoffer op een zelfmoord of een ongeluk te laten lijken. Zij hebben voorts in de auto hun verklaringen op elkaar afgestemd om straffeloosheid te bereiken. Bovendien zijn zij nog bij de woning teruggekeerd om zich ervan te verzekeren dat de brand nog woedde. Nadat het door hen beoogde doel leek te zijn bereikt – middels brand in de slaapkamer de doodsoorzaak verhullen – hebben zij de brand gemeld met de bedoeling de rest van de woning van het vuur te redden, nu die woning te koop stond.
Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.