Uitspraak Gianluca Flamingo

Uit Moordzaken

Ga naar: navigatie, zoeken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM


Parketnummer: 13/528539-09 (PROMIS)

Datum uitspraak: 11 augustus 2010

op tegenspraak


VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frans-Guyana) op [geboortedatum] 1989, zonder vaste woon- of verblijfplaats, gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2010. Deze terechtzitting is voorafgegaan door zogenoemde pro forma-zittingen op 12 november 2009, 5 februari 2010 en 15 juni 2010.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van Tilburg en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. M.C. van Megen en door de verdachte naar voren is gebracht.


1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals ter terechtzitting van 5 februari 2010 is gewijzigd, dat 1. hij op of omstreeks 6 augustus 2009 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] in het hoofd, in elk geval het lichaam geschoten, althans met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 7 augustus 2009) is overleden;

2. hij op of omstreeks 6 augustus 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gehaald en/of die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] heeft opgewacht, althans in de richting van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] is gegaan, een of meermalen met dat vuurwapen op, althans in de richting van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of die [naam 5] en/of [naam 6] heeft geschoten;

3. hij op of omstreeks 6 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een wapen van categorie III en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;


2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.


3. Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen:

Op 6 augustus 2009 tussen 2.00 uur en 3.00 uur rijden [naam 3], [naam 4], [slachtoffer], [naam 2] en [naam 1] in de door [naam 1] geleasete auto van een barbecue in [plaatsnaam] naar een vriend aan de [adres]. Daar aangekomen stapt [naam 3] uit de auto. Als hij even later terugkomt en in de auto wil stappen, rijdt [naam 1] voor de grap weg i. Verderop in de straat staan drie mannen genaamd [naam 6], [naam 5] en [verdachte] ii. [verdachte] (verder: verdachte) heeft een staart die er wat onverzorgd bij hangt iii. Tussen enkele van de mannen in de auto en de drie mannen op straat ontstaat een discussie. Kort na de discussie rijdt verdachte op de scooter weg en maakt gebaren met zijn hand en zijn hoofd van "wacht maar, ik kom terug"iv. Verdachte roept: "wacht"v. Enige minuten nadat verdachte op de scooter is weggereden, staan [naam 3] en [naam 4] naast de auto vi. [naam 6] staat op dat moment aan de achterkant van de auto van [naam 1] ii. Ook [naam 5] staat bij die auto vii. In de auto zit [naam 1] dan achter het stuur, [naam 2] bevindt zich rechts voorin en [slachtoffer] zit alleen op de achterbank ix.

Dan komt een scooter aanrijden. De persoon op de scooter lost meerdere schoten viii in de richting van de auto waarbij de achterruit van de auto wordt geraakt ix. De schutter heeft eenzelfde scooter en draagt hetzelfde trainingspak als verdachte x. Tevens heeft hij een dikke dreadlock, een lelijke staart, gewoon een rattenstaart xi. Hij heeft dezelfde kleren aan, het is hetzelfde beeld als verdachte xii.

Na het schieten blijkt dat [slachtoffer] in zijn voorhoofd is geraakt xiii. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis overgebracht, waar hij op 7 augustus 2009 is overleden xiv. Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood zonder meer verklaard door een inschotverwonding aan het hoofd en de hersenen xv.

In het hoofd van [slachtoffer] is een kogel aangetroffenxvi. Daarnaast zijn zeven hulzen op de plaats delict aangetroffen xvii. Deze zeven hulzen en deze kogel zijn van het kaliber 7,65 mm Browning xviii en blijken munitie te zijn van categorie III van de Wet wapens en munitie xix. [zus van verdachte], de zus van verdachte, vertelt op 9 augustus 2009 aan [naam 7] dat [verdachte] toen een wapen heeft getrokken en toen heeft geschoten. Bij dit schieten is een jongen geraakt en overleden, zo vertelt [zus van verdachte] xx. [naam 8] vertelt op 28 augustus 2009 aan verbalisant [naam 9] in een gesprek over het doodschieten van een 15-jarige jongen in de wijk, dat [verdachte] er echt wel heel hard om heeft gejankt en dat hij tegen [verdachte] heeft gezegd dat als hij zoiets ergs doet, dat je je moet aangeven xxi.


4. Waardering van het bewijs

4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft haar standpunt op schrift gesteld. Kort samengevat acht zij bewezen dat verdachte de schutter is geweest ten tijde van het schietincident op 6 augustus 2010. De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot feit 3 acht de officier van justitie het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte munitie voorhanden heeft gehad. Het wapenbezit kan volgens de officier van justitie niet worden bewezen, omdat niet vaststaat dat verdachte een wapen van categorie III dan wel een andere categorie voorhanden heeft gehad.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft haar standpunt eveneens op schrift gesteld. Zij stelt dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde moord, poging moord en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van alle ten laste gelegde feiten.

4.3. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 en 2

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte de hiervoor bij de redengevende feiten en omstandigheden genoemde schutter is. Vast staat, dat verdachte aanwezig was bij de discussie en ruzie die voorafging aan de schietpartij. Vast staat ook, dat verdachte daarna op een scooter is weggereden. Hij heeft hierbij een gebaar gemaakt dat door meerdere personen is begrepen als "wacht maar". Eén getuige heeft verdachte zelfs "wacht" horen roepen. Nu meerdere mensen verdachte op dezelfde wijze hebben begrepen, vindt de rechtbank het aannemelijk dat het de bedoeling was van verdachte om terug te keren naar de plaats die hij zojuist verliet. Het is dan ook niet zo vreemd, dat wanneer enige minuten later iemand op een scooter arriveert, de aanwezigen aannemen dat het verdachte is, die op de scooter is teruggekeerd. Zij veronderstellen dat niet alleen, er wordt waargenomen dat de schutter op verdachte lijkt. Zo draagt hij hetzelfde trainingspak en rijdt hij op eenzelfde scooter als die waarop verdachte even daarvoor was vertrokken. Eén opvallende overeenkomst tussen de signalementen van verdachte en de schutter valt in het bijzonder op. Bij de ruzie is namelijk gezien dat verdachte een wat onverzorgde staart heeft. Een onafhankelijke getuige neemt op korte afstand waar dat een jongen op een scooter, met een pistool in zijn rechterhand, ook een staart heeft, een lelijke rattenstaart.

Kort samengevat: verdachte had ruzie, had daardoor een motief, zou terugkomen en het signalement van de schutter kwam overeen met dat van verdachte. De rechtbank vindt op grond hiervan bewezen dat verdachte de schutter is.

Maar er is meer. De rechtbank ziet ondersteunend bewijs in de verklaringen van de getuigen [naam 7] en [naam 8]. [naam 7] heeft van de zus van verdachte gehoord dat hij heeft geschoten en dat hierbij een jongen is overleden. [naam 8] heeft kennelijk zelf met verdachte gesproken, zo maakt de rechtbank op uit de zin: "dat hij tegen [verdachte] heeft gezegd dat als hij zoiets ergs doet, dat je je moet aangeven". Naar de rechtbank aanneemt heeft [naam 8] ook de informatie dat [verdachte] er echt hard om heeft gejankt uit de eerste hand. In het licht van wat hiervoor is besproken, kan dat harde janken niet anders zijn geweest dan als gevolg van wat verdachte daarvoor heeft gedaan, te weten het schieten op een groep mensen ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.

De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de getuige [naam 10] moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank gebruikt die verklaringen niet voor het bewijs en het verweer blijft om die reden onbesproken.

Opzet

De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het schieten met een vuurwapen in de richting van de auto, terwijl hij zich er bewust van moest zijn dat zich in en om de auto verschillende personen bevonden, hij hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] en de overige mannen, dodelijk getroffen zouden worden door één of meer van de zeven afgevuurde kogels.

Voorbedachten rade

Tussen het moment waarop verdachte na de ruzie is weggereden en het schieten zijn enkele minuten verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gedurende dat tijdsbestek de gelegenheid gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.

De rechtbank vindt het wettig bewijs geleverd dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde moord en de onder 2 ten laste gelegde zesvoudige poging tot moord heeft gepleegd. De rechtbank heeft uit dat bewijs ook de overtuiging gekregen dat verdachte deze feiten heeft begaan.

4.4. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 3

De rechtbank acht - evenals de officier van Justitie en de raadsvrouw - het voorhanden hebben van een wapen zoals onder 3 ten laste is gelegd, niet bewezen. Uit geen bewijsmiddel kan de conclusie getrokken worden dat verdachte ten tijde van het schietincident een wapen voorhanden heeft gehad van categorie III van de Wet wapens en munitie. De rechtbank spreekt verdachte daarom hiervan vrij. Wel bewezen acht de rechtbank het voorhanden hebben van de ten laste gelegde munitie. Zij verwijst hiertoe naar hetgeen met betrekking tot het bewijs van feit 1 en 2 is overwogen. Nu is bewezen dat verdachte de schutter is, moet verdachte de aangetroffen munitie direct vóór het schieten voorhanden hebben gehad.


5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1. op 6 augustus 2009 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] in het hoofd geschoten tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 7 augustus 2009 is overleden;

2. op 6 augustus 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen in de richting van die [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en die [naam 5] en [naam 6] heeft geschoten;

3. hij op 6 augustus 2009 te Amsterdam munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.


6. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.


7. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.


8. Motivering van de straffen en maatregelen

8.1. Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging wordt opgelegd.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw verzet zich tegen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, omdat er op grond van het rapport van het Pieter Baan Centrum geen inzicht is verkregen in de gewetensfunctie en de empathische vermogens van verdachte. Het ontbreekt de deskundigen aan cruciale informatie om tot een conclusie te komen omtrent de gebrekkige ontwikkeling van verdachte, aldus de raadsvrouw.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft geschoten in de richting van zeven mensen. Dat zes van hen deze schietpartij hebben overleefd, danken zij niet aan verdachte. Zij hebben veel geluk gehad, [slachtoffer] niet.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer]. Op 7 augustus 2009 is hij overleden, de dag van zijn verjaardag. [slachtoffer] is niet ouder dan zestien jaar geworden. Op de zitting heeft de moeder van [slachtoffer] verteld hoezeer haar leven na de dood van haar zoon is veranderd. Aan het einde van haar verklaring heeft zij verdachte gevraagd: waarom? Verdachte heeft die vraag niet willen beantwoorden. Maar het is nu juist die vraag die velen bezighoudt. De moord op [slachtoffer] heeft veel mensen geschokt. In de Bijlmer, in Amsterdam, maar ook daarbuiten. En iedereen vraagt zich af: waarom?

De rechtbank kan de vraag naar het waarom niet beantwoorden. Wel kan zij een straf bepalen. De rechtbank zal aan verdachte een langdurige gevangenisstraf opleggen, omdat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een van de ergste misdaden die bestaan. Bij het bepalen van de hoogte van die straf is meegewogen dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie.

Maatregel

De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport over verdachte, van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 29 december 2009, opgemaakt door psycholoog A.J. de Groot en psychiater J.M.J.F. Offermans, waarin staat dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het gedragkundige onderzoek van het PBC. Op basis van de observaties en eerdere rapportages omtrent de persoon van verdachte is het PBC tot de constatering gekomen dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar het PBC heeft geen uitspraken kunnen doen over een eventuele doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling in de ten laste gelegde feiten.

Nu de deskundigen van het PBC bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben vastgesteld, de rechtbank het aannemelijk acht dat van die gebrekkige ontwikkeling ook al tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten sprake was, verdachte feiten heeft begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van vier jaren of meer en verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, is het wettelijk gezien mogelijk om de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.

De rechtbank vindt dat verdachte heeft laten zien dat hij een groot gevaar vormt voor de samenleving. Zonder behandeling zal dat gevaar waarschijnlijk blijven bestaan. Om die reden is het van belang dat verdachte na een verblijf in de gevangenis in een gedwongen kader wordt behandeld, zodat bij een terugkeer in de maatschappij het gevaar voor de samenleving geminimaliseerd zal zijn. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.

Verdachte is nog jong, en de rechtbank hecht eraan dat de behandeling van verdachte niet te lang op zich laat wachten. Om die reden zal de rechtbank adviseren het tijdstip van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te laten aanvangen nadat de helft van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf is ten uitvoer gelegd. Dit betekent niet dat verdachte eerder vrijkomt. Het betekent slechts dat volgens de rechtbank eerder met de behandeling zou moeten worden begonnen.

Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 1, 2, 3, 4, 5, 10 van de beslaglijst, dienen geretourneerd te worden aan de rechtmatige eigenaar.

Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel alsmede kosten van rechtsbijstand.

De vordering benadeelde partij kan volgens de officier geheel worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om de vordering ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand die de benadeelde partij heeft gemaakt, geheel toe te wijzen. Tenslotte heeft de officier van justitie de beslaglijst met betrekking tot de onder 6 tot en met 9 genoemde voorwerpen ingetrokken en gevorderd dat de overige voorwerpen worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren.

De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 11], wonende te [woonplaats], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder het 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de moord op slachtoffer [slachtoffer]. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 7.312,75 (zegge: zevenduizend driehonderdtwaalf euro en vijfenzeventig cent).

Daarnaast heeft de benadeelde partij aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over het totaalbedrag van € 7.312,75, in ieder geval vanaf 7 augustus 2009, het moment van het ontstaan van de schade, tot aan de dag van voldoening.

Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, tot op heden begroot op € 3.041,64.

In het belang van [naam 11], voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.


9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


10. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Moord;

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Poging tot moord, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat hij van overheidswege verpleegd zal worden. De rechtbank adviseert hierbij dat de maatregel een aanvang neemt zodra de helft van de gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd. Gelast de teruggave aan verdachte van nummers 1, 2, 3, 4, 5, 10 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 11] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 7.312,75 (zegge: zevenduizend driehonderdtwaalf euro en vijfenzeventig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 augustus 2010 tot aan de dag van voldoening.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 3.041,64.

Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 11], te betalen de som van € 7.312,75 (zegge: zevenduizend driehonderdtwaalf euro en vijfenzeventig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 71 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.


Dit vonnis is gewezen door mr. J. Knol, voorzitter, mrs. J.M.J. Lommen- van Alphen en M.M. van der Nat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2010.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.



Teruggeplaatst van "/Uitspraak_Gianluca_Flamingo"